Kom tussenbeide

Oefening

Doelstellingen

  • Tussenbeide komen is geen makkelijke opgave. Deze oefening kan je helpen nadenken over de manier waarop jij reageert in bepaalde situaties m.b.t. kansarmoede, discriminatie of ongelijke kansen.
  • Bewustwording van eigen emoties en gedrag met betrekking tot ‘opkomen voor anderen’. 

Timing



Lang (één of meerdere lesuren)

Richtlijnen

Met wie?

Men kan beide deelopdrachten uitvoeren of slechts één van beide opdrachten.

  • De vooropgestelde werkvorm ‘Ronde tafel’ bij deelopdracht 1 vereist een samenwerking in groepen van 4. 
  • De vooropgestelde werkvorm ‘Rollenspel’ bij deelopdracht 2 vereist eveneens een samenwerking in groepen van 4. 

Voorbereiding

Eventueel wordt kansarmoede (h)erkennen en kaderen ter voorbereiding bestudeerd door de studenten. 

Voor deelopdracht 1 wordt per groep het volgende voorzien:

Opdracht 2 vergt geen specifieke voorbereiding.

Opdracht

Deelopdracht 1

 
1. Per groep wordt onderstaand citaat voorgelezen door 1 van de deelnemers.

“Kansarmoede is een moeilijke problematiek. Sommige situaties zijn echt schrijnend. Ik heb het dan soms moeilijk om het van mij af te kunnen zetten als ik thuis ben. Een voorbeeld die me bijblijft is een van toen ik mijn eerste jaar werkte. Een gezin van 4 romakinderen zaten hier op school. Ze weigerden zich aan te passen aan de regels van de school. Ze deden hun zin en daardoor werden ook veel andere kinderen onrustig. Ze liepen weg, en waren vaak agressief. Ze hadden niets, dus er kon hun niets afgepakt worden. Vaak hadden ze geen eten mee. Wanneer ze eten bij hadden (voedselpakketten), werd dit verdeeld onder de kinderen. Het oudste kind mocht beginnen met het eten en doorgeven wat nog over was, waardoor het jongste kind soms geen eten had. De kinderen roken erg vies doordat ze geen onderdak hadden en ze zich niet konden wassen. Ze werden uit hun kraakpand gezet, en moesten toen in een garage slapen. Als team was er dan discussie over het feit of ze zich mochten wassen bij ons op school. En of hun kleren bij ons mochten gewassen worden. Ik vraag me soms wel af hoe het nu met hun zou zijn...”

2. De deelnemers krijgen bedenktijd zodat er nagedacht kan worden over zijn of haar mogelijk antwoord op volgende vragen:
    • Wat zou jouw standpunt zijn in de discussie binnen dit schoolteam? Verduidelijk.
    • Bekijk dit vanuit verschillende mogelijke perspectieven: ouders, kinderen, directie, leerkrachten. Zou jouw standpunt verschillen bij het innemen van een andere perspectief? Hoe komt dit?
    • Welke argumenten zou jij aanhalen om deze kinderen wel/niet te laten wassen op school?
    • Hoe kan je dit probleem 'de kinderen zijn ongewassen' benaderen vanuit de 6 sleutelcompetenties voor leren VOOR diversiteit?
    3. Elke deelnemer schrijft zijn antwoorden op op een papier. Elke deelnemer heeft een blad en schrijft met een andere kleur.

    4. Elk blad schuift één plaats op, er wordt gereageerd op het antwoord met aanvullingen, opmerkingen of vragen. Eventueel worden de bladen nog enkele keren. doorgeschoven.

    5. Elk groepslid neemt zijn eigen blad papier bij zich en bekijkt de reacties, aanvullingen, … Om beurt bespreekt het groepslid zijn/haar blad met opmerkingen en formuleert een algemeen besluit voor zichzelf; rekening houdend met de reacties, opmerkingen, aanvullingen van de medegroepsleden. Men luistert hiervoor naar elkaar en toont respect voor ieder zijn keuze van reactie of gedrag en de bijhorende emoties.
     
    6. In een klassikale nabespreking kan door iedere groep een algemeen besluit geformuleerd worden met bevindingen over de 4 groepsleden heen. 
     
    Deelopdracht 2

    Bron:Van Keulen, A. ( 2003 ). Ik ben ik en jij bent jij – Methodiek en praktijkboek voor de kinderopvang over opvoeden zonder vooroordelen. Utrecht:NIZW uitgeverij.

    1. In de groepjes van 4 personen denkt men eerst individueel na over onderstaande vragen. Bij vraag 1 kiest men één mogelijkheid. De deelnemers zoeken naar een concreet voorbeeld vanuit de eigen (stage)ervaringen.
      • Vraag 1:
        • Heb jij wel eens een situatie van discriminatie, pesten, ongelijke behandeling op vlak van kansen meegemaakt, waarin jij tussenbeide kwam of op een andere manier ingreep? ( Bij een kleuter of een ouder, iemand op straat,… ) OF heb jij wel eens een situatie van discriminatie, pesten, ongelijke behandeling op vlak van kansen meegemaakt waarin je niet tussenbeide kwam, terwijl je het wel nodig vond dat er iets gebeurde?
        • Hoe voelde je je toen?
        • Hoe reageerden de omstanders, andere personen die erbij betrokken waren?
      • Vraag 2: Wat zorgde ervoor dat je wel/niet reageerde bij deze situatie?
      2. De groepsleden stellen hun concrete situatie voor aan elkaar. Indien iemand geen duidelijke situatie weet, kan bovenstaand citaat gebruikt worden. 
       
      3. Er wordt één concrete situatie gekozen. De bedoeling is dat alle groepsleden dit gaan naspelen. Belangrijk is dat het verhaal exact nagespeeld wordt en dat de reactie van het tussenbeide komen verduidelijkt wordt. Hier denkt men in groep al na of dit een goede oplossing is geweest en waarom wel en/of niet. Nadien wordt dit besproken.
       
      4. Iedere groep brengt één verhaal naar voor vie een rollenspel. 
       
      5. Het spel wordt eerst besproken met de spelers en daarna met de klas. Is er een goede oplossing/beslissing uit de bus gekomen? Waarom wel/niet?

      Nabespreking

      Mogelijke oplossingen

      Omgaan met kansarmoede, discriminatie of ongelijke kansen is complex waardoor er geen eenduidige oplossing bestaat. Op basis van de sleutelcompetenties voor leren VOOR diversiteit formuleren we een aantal reflectievragen die het zoeken naar mogelijke oplossingen kan sturen. We geven hier suggesties van vragen die kunnen gesteld worden om tot mogelijke oplossingen te komen. Pasklare antwoorden zijn er immers niet, maar kritische reflectie is hier de eerste stap.

      • Multiperspectiviteit: Vooraleer een school tot een oplossing kan komen is het noodzakelijk om de verschillende perspectieven te verhelderen. Welke perspectieven leven er in het schoolteam? Met welke mogelijke vooroordelen gaan deze gepaard? Maar nog belangrijker: wat zijn de perspectieven van de kinderen en de ouders? Zijn de kinderen en ouders zich bewust van het probleem? Wat zijn de mogelijke oorzaken? Is er geen badkamer of stromend water in het huis of hechten de ouders weinig belang aan hygiëne? Welke oplossingen hebben ze zelf al proberen zoeken? Zonder een zicht te krijgen op de perspectieven van de ouders is het onmogelijk om verder een dialoog aan te gaan en samen met de ouders tot een oplossing te komen.
      • Onbevooroordeeldheid & non-discriminatie: Welke vooroordelen roept deze casus op bij de teamleden? Hoe kunnen deze vooroordelen worden aangepakt? Op welke wijze sturen deze vooroordelen het handelen van de leraren?
      • Dialoog & samenwerking: Nadat vooroordelen opgespoord zijn en de verschillende perspectieven verhelderd zijn kan via dialoog en samenwerking naar een oplossing worden gezocht. Hierbij is het belangrijk dat de school vertrekt vanuit respect en waardering tegenover de kinderen en ouders. Van hieruit kan de school de ouders in hun rol als opvoeders erkennen en vervolgens nagaan welke mogelijkheden er zijn hen hierin te versterken. Hoe kunnen de ouders verder op weg geholpen worden in het zoeken naar een oplossing? Indien binnen de thuissituatie geen oplossingen kunnen gevonden worden kan de school nagaan met welke buitenschoolse partners en organisaties kan samengewerkt worden om tot een mogelijke oplossing te komen. Hierbij is het belangrijk dat de school elke kleine stap in de richting van een oplossing erkent en waardeert.
      • Flexibiliteit: Welke flexibele initiatieven kan de school treffen? Kan bv. een huisbezoek gedaan worden waarbij gekeken wordt naar de faciliteiten bij de kinderen thuis? Is het probleem louter te wijten aan een gebrek aan stromend water, gebrek aan zeep, of zijn er andere oorzaken? Welke aanpassingen kan de school maken om haar werking af te stemmen zodat deze kinderen zich kunnen wassen? Kunnen kinderen stapsmatig aangeleerd worden gebruik te maken van zeep (bv. in het kader van een lessenreeks)? Wordt aan sensibilisering gedaan naar de ouders toe, bv. via een partnerschap met Kind en Gezin?  Voorziet de school mogelijkheden zodat de kinderen zich (enkele dagen per week) op school kunnen wassen? Zijn deze aanpassingen haalbaar op lange termijn zonder dat de draagkracht van de school onder druk komt te staan? Zijn de aangehaalde oplossingen emancipatorisch en stimuleren ze kinderen hun zelfredzaamheid?
      • Leren-van-elkaar: Heel wat kleuterscholen worden met gelijkaardige problemen geconfronteerd. Hoe pakken andere scholen dergelijke problemen aan? Wat kunnen scholen hierbij leren van elkaar? Indien het een grootschaliger probleem betreft, kunnen de scholen hierrond samenwerken?

      In de oefening ‘Omgaan met kansarmoede in de klas – casussen’ wordt er aan de hand van de cirkels van invloed en van betrokkenheid nagedacht over wat er kan gedaan worden in de klas en op school. 

      Alternatieven en transfer

      Alternatieve werkvorm

      Alternatieve toepassing

      • Probleem onder de loep: Deze methodiek kan gebruikt worden voor het citaat of een eigen situatie die de studenten naar voren brengen. Het probleem wordt eerst volledig verhelderd alvorens er oplossingen bedacht worden. Maak bij het verhelderen van het probleem ook  gebruik van de sleutelcompetenties voor leren VOOR diversiteit.  

      Transfer

      Via samenwerkend leren wordt gewerkt aan onbevooroordeeldheid & non-discriminatie, multiperspectiviteit, dialoog & samenwerking en leren-van-elkaar

      Creative Commons License