Diversiteit in gezinnen

Oefening

Doelstellingen

  • Het concept ‘gezin’ en ‘opvoeder’ vanuit verschillende perspectieven bekijken.
  • Diversiteit in gezinnen als normaal zien.
  • Eigen ervaringen delen met diverse gezinsvormen. 

Timing



Kort (deel van een lesuur)

Richtlijnen

Met wie?

  • Deze oefening is een groepsoefening die idealiter wordt gemaakt in groepen van min. 5 personen en max. 20 personen. Indien er een veilig klasklimaat heerst opteren we ervoor om bij een groep van 20 personen niet te werken met deelgroepen. Zo kunnen maximaal ervaringen met de diversiteit aan gezinsvormen worden uitgewisseld.
  • Het is aangewezen dat 1 iemand nota neemt van de zaken die aan bod komen. Dit kan een basis zijn om later mee te werken (bv. oefening ‘communiceren met diverse gezinnen).
  • Deze oefening kan ook individueel worden gemaakt. Zo verliest men echter de meerwaarde van het  samenwerkend leren Samenwerkend leren besteedt veel aandacht aan de wijze waarop lerenden elkaar waarnemen en met elkaar interageren. Op die manier kan je werken aan statusproblemen van zwakkere lerenden. De grote troef van samenwerken is dat uiteenlopende perspectieven sneller naar voren komen en kunnen leiden tot gezamenlijke opbouw van kennis. .

Voorbereiding

  • Voorzie een bal of ander voorwerp waarmee kan gegooid worden. 
  • Bij wijze van instap kan dit filmpje van op Klasse.be bekeken worden:

Opdracht

Om alle ouders en opvoeders te kunnen betrekken bij het klas- en schoolgebeuren van de leerlingen is het nodig om bewust te zijn van de grote variatie aan gezinsvormen die er bestaan.

De bedoeling van deze oefening is om zoveel mogelijk gezins- en opvoedingsvormen op te sommen en na te denken over de consequenties die deze hebben voor ouder-leerkracht-communicatie en betrokkenheid bij het klas- en schoolgebeuren

1. Alle leden gaan in een cirkel staan. Diegene die de bal vast heef noemt een bepaalde gezinsvorm & legt deze kort uit. Vervolgens gooit hij/zij de bal naar een andere deelnemer.

2. Deze deelnemer formuleert wat de mogelijke consequenties zijn voor de communicatie met de school en de betrokkenheid bij het klas- en schoolgebeuren. 

3. De andere deelnemers of de deelnemer die de bal vastheeft kunnen een ervaring delen omtrent het omgaan met dergelijke gezinsvormen vanuit een schoolse context. Dit betekent dat hij/zij in de volgende ronde de bal niet kan ontvangen voor het noemen van een gezinsvorm of het nadenken over mogelijke consequenties voor oudercommunicatie. 

4. De persoon die de bal vastheeft gooit de bal naar iemand anders en er wordt terug vertrokken van (1). Deze oefening gaat door tot de inspiratie omtrent gezinsvormen is uitgeput. 

Nabespreking

Een aantal gezinsvormen op een rijtje (Op basis van: Klasse, De Eerste Lijn, Gezinsvormen):

  • Traditioneel gezin: een volwassen man en vrouw leven samen en zijn de biologische ouders van hun kind(eren).
  • Eénoudergezinnen: een volwassene leeft samen met zijn of haar kind(eren) van wie hij of zij de biologische ouder is.
  • Niet-gehuwde samenwonende ouders.
  • Nieuw samengestelde gezinnen: beide ouders brengen kinderen mee in een nieuwe relatie. Soms hebben ze ook samen nog kinderen. De niet-biologische ouder van de kinderen in het gezin, wordt vaak plusouder genoemd in plaats van stiefouder.
  • Holebigezin: twee mannen of twee vrouwen die samenleven en kinderen hebben, uit een vorige heterorelatie, geadopteerd of als pleeggezin. Eén van de twee kan ook de biologische vader of moeder zijn via draagmoederschap of zaaddonatie.
  • Adoptiegezin: Eén of twee volwassenen hebben kinderen waarvan ze niet de biologische ouders zijn. Ze zijn sociale en juridische ouders.
  • Generatiegezin: ouders en kinderen leven in een groter familieverband met grootouders, tantes, ooms, … . Deze laatste kunnen zich ook ontfermen over de kinderen en betrokken willen worden bij het schoolgebeuren.
  • Co-ouderschap, al dan niet met wisselende verblijfplaats voor de kinderen. Gezagsco-ouderschap betekent dat gescheiden ouders het ouderlijk gezag over de kinderen delen. Ze staan dan beiden in voor de opvoeding van hun kind. Gezagsco-ouderschap komt voor bij kinderen die op twee adressen wonen, dus afwisselend bij én van beide ouders (bilocatie of verblijfsco-ouderschap). Maar ook als het kind op één adres woont bij de ene ouder en bij de andere ouder op bezoek gaat, kan er sprake zijn van gezagsco-ouderschap. Eventuele nieuwe partners (plusouders) hebben juridisch geen ouderlijk gezag, maar oefenen wel ouderlijke taken uit.
  • Mee-oudergezin: Eén of twee volwassenen, met een eigen gezin, zorgen, naast de ouders mee voor de kinderen en zijn nauw betrokken bij de opvoeding.
  • Tienergezin: een minderjarige deelt de opvoeding van zijn of haar kind met een volwassenen, meestal met de eigen ouder(s).
  • Woongroep: een grotere groep volwassenen leeft samen, eventueel met kinderen, bijvoorbeeld een commune.
  • Begeleid wonen – kindertehuis: kinderen leven in een gezinsvervangende constructie, vaak met wisselende verzorgers of begeleiders.
  • Latgezin: twee volwassenen leven niet samen, maar hebben wel een relatie en samen kinderen.
  • De niet-begeleide, alleenwonende minderjarige.
  • Kinderen van ouders die in het buitenland werken.  

Alternatieven en transfer

Alternatieve werkvormen

  • Rondje: tijdens een (klassen)gesprek (in een onveilig klasklimaat) zal niet iedereen altijd een bijdrage leveren. Via deze werkvorm worden beurten gelijkwaardig verdeeld. Elke student legt een klein voorwerp op tafel, bijvoorbeeld een potlood of een puntenslijper. De eerste student (eventueel aangewezen door de docent) geeft een antwoord en neemt daarna zijn of haar voorwerp van de tafel. Vervolgens geeft een tweede student antwoord en neemt zijn of haar voorwerp van de tafel. Dit gaat door tot alle voorwerpen verdwenen zijn. Het nadeel bij deze werkvorm is dat er minder mogelijkheden zijn om verschillende studenten hun ervaringen te laten delen met een bepaalde gezinsvorm.

Alternatieve toepassingen

Transfer

Door ervaringen en kennis uit te wisselen werkt men via deze oefening via samenwerkend leren aan  normaliteit Diversiteit is alomtegenwoordig. We kunnen en mogen op alle mogelijke manieren van elkaar verschillen. Dit houdt geen waardeoordeel in. Het gaat enkel om de vaststelling en principiële aanvaarding van een feitelijke situatie, die plezierig, boeiend en leerrijk kan zijn, maar evengoed verwarrend, vreemd of onaangenaam. Onbevooroordeeldheid & non-discriminatie Omgaan met diversiteit betekent dat we ons bewust worden van onze stereotypen en deze zeker niet laten uitmonden in vooroordelen. We gaan anderen beschouwen als individuen en hen onbevangen observeren in een specifieke context. Daarnaast hoeden we ons ervoor om anderen niet te discrimineren. multiperspectiviteit Omgaan met diversiteit houdt in dat men zich los kan maken van het eigen perspectief, via verschillende invalshoeken naar zaken kan kijken én zich kan inleven in het perspectief van degenen met wie men in interactie treedt.  en  leren-van-elkaar We creëren onder invloed van onze interactie met anderen actief nieuwe referentiekaders en stellen de bestaande voortdurend bij. Essentieel hierbij is een basishouding van reflectie en zelfkritiek, zowel op ons zelf als op tradities, verworvenheden, normen en waarden van de groepen waartoe we behoren.

Creative Commons License