Je identiteit door eigen en andere ogen

Verruim je blik

Doelstellingen

  • Zich bewust worden van de wijze waarop men naar de eigen identiteit kijkt.
  • Zich bewust worden van de wijze waarop anderen naar de eigen identiteit kijken.
  • Zich bewust worden van mogelijke discrepanties in de wijze waarop men zelf en anderen naar de eigen identiteit kijken.
  • Zich bewust worden van de contextuele elementen die van invloed zijn op de eigen identiteit.
  • Zich bewust worden van de dynamiek van de eigen identiteit.

Timing



Middellang (groot deel van een lesuur/volledig lesuur)

Richtlijnen

Met wie?

  • Het eerste deel van deze oefening is individueel.
  • Om de blik nog ruimer te kunnen maken is het goed om in een tweede deel een uitwisseling te maken van de eigen bevindingen met anderen. Dit kan per twee of in kleine groepen van maximum 5 personen. Er worden een aantal discussievragen in de groep gegooid. Deze kunnen beantwoord worden via de werkvorm ‘rondje’.
  • Eventueel kunnen nadien nog enkele bevindingen plenair worden besproken.

Voorbereiding

  • Per persoon wordt een groot vel papier voorzien en tekengerei.

Opdracht

1. Elke deelnemer ontvangt pen en paper en tekent het profiel van zijn/haar gezicht (alleen of met de hulp van iemand anders). De deelnemers reflecteren persoonlijk over de verschillende aspecten van de manier waarop ze zichzelf zien (deze elementen worden in het gezicht geschreven) en hoe anderen hen zien (deze elementen worden buiten het gezicht geschreven). Het is belangrijk dat er een open atmosfeer is en dat de deelnemers hier voldoende tijd krijgen zodat ze de verschillende elementen kunnen omvatten die hun identiteit bepalen (familie, nationaliteit, opleiding, gender, religie, rollen, groepslidmaatschappen,…). Daarnaast brengt men ook persoonlijke aspecten en attitudes in rekening waar men zowel van houdt als niet van houdt.

2. In de tweede stap reflecteren de deelnemers over:

  • De relatie tussen wat ze zelf zien en anderen zouden zien en de relationele tussen persoonlijke en sociale aspecten van de eigen identiteit. Dit kan gevisualiseerd worden via lijnen.
  • De ontwikkeling van verschillende aspecten/attitudes doorheen hun leven en de factoren die hiervoor relevant zijn. Dit kan gevisualiseerd worden door middel van kleuren die de verschillende levensmomenten aanduiden, indicaties op een tijdslijn die naast het gezicht wordt getekend, verschillende luchtbellen,… ).

3. Nu wordt aan de deelnemers gevraagd om kleine groepjes (van maximum 5 personen) te vormen en hun reflecties uit te wisselen. Hierbij is het belangrijk dat deelnemers niet verder gaat dan ze zelf willen. Richtinggevende vragen kunnen hier zijn:

  • Hoe zien we onszelf? Hoe zien anderen ons?
  • Wat beïnvloedt mij?
  • Wat zijn mijn referentiepunten?
  • Hoe veranderen percepties en attitudes doorheen de tijd en waarom?
  • Welke veranderende dynamieken zie ik en waarom?
  • Hoe ga ik om met persoonlijke elementen waar ik niet van hou en waar komen deze elementen vandaan?
  • Hoe gaan we om met onze eigen en andere hun percepties van onszelf?
  • In hoeverre is identiteit en dynamisch concept en wat zijn de relevante factoren die voor veranderingen zorgen?
  • Welke impact heeft deze groep op mijn identiteit?
  • Welke maatschappelijke factoren hebben een invloed op mijn identiteit en hoe zijn deze aan elkaar gelinkt?

Uit: Council of Europe and European Commission (2000). Intercultural learning. T-kit. Straatsburg, Council of Europe publishing.

Nabespreking

...

Alternatieven en transfer

Alternatieve toepassingen

  • De vragen en doelstellingen die sturend zijn voor deze opdracht kunnen ook opgelost worden via andere vormen van visualisaties. Hierbij kan de vrijheid gelaten worden aan de studenten zodat ze de mogelijkheid krijgen om een expressievorm te kiezen die het meest aansluit bij hun identiteit en competenties.

Transfer

  • Door een diepgaand inzicht te verwerven in de eigen identiteit past men de competenties  breed observeren Door breed te observeren leer je kijken naar het sociale gedrag van de lerende in verschillende situaties in de klas en in situaties buiten de klas die op het eerste zicht niets met schools leren te maken hebben. Zo blijf je alert voor de aanwezige diversiteit waar je in het didactisch handelen op kunt voortbouwen.  en  multiperspectiviteit Omgaan met diversiteit houdt in dat men zich los kan maken van het eigen perspectief, via verschillende invalshoeken naar zaken kan kijken én zich kan inleven in het perspectief van degenen met wie men in interactie treedt.  op zichzelf toe. Het oefenen van deze competenties op het zelf vormt een opstap naar het toepassen van deze competenties in de observaties van anderen (in de (toekomstige) lespraktijk).
Creative Commons License